Hersenseksverschillen: wat de neurowetenschappen echt zeggen

0
12

Het idee dat fundamentele verschillen in de hersenstructuur de verschillen in gedrag tussen mannen en vrouwen verklaren, is al tientallen jaren wijd verspreid – van informele debatten op sociale media tot populair-wetenschappelijke boeken. Maar een nadere blik op de neurowetenschappen onthult een veel complexer beeld, waarin verregaande generalisaties onder nauwkeurig onderzoek verbrokkelen.

Recent onderzoek, gepresenteerd op Neuroscience 2025 door neuro-endocrinoloog Dr. Catherine S. Woolley van Northwestern University, daagt het simplistische idee uit dat duidelijke hersenverschillen netjes aansluiten bij gedragskenmerken. Hoewel eerste observaties variaties in hersengrootte of -dichtheid tussen geslachten kunnen suggereren, zijn deze verschillen vaak talrijk, bidirectioneel en, kritisch gezien, klein.

Het kernprobleem ligt in het te snel extrapoleren. De sprong van waargenomen verschillen in de hersenen naar veronderstelde gedragsconsequenties is een gebrekkige aanpak. Beweringen uit het verleden dat mannelijke hersenen ‘van nature’ beter geschikt waren voor STEM-velden, zijn bijvoorbeeld grondig ontkracht. De realiteit is dat menselijke hersenen een mozaïek zijn van overeenkomsten en verschillen, waarbij de meeste variaties statistisch gezien onbelangrijk zijn.

De diepere duik: van macro naar micro

Dr. Woolley legt uit dat betekenisvolle verschillen alleen naar voren komen als de hersenen op moleculair niveau worden onderzocht. Zelfs dan worden deze verschillen vaak veroorzaakt door kunstmatige middelen, zoals chemische stimulatie in laboratoriumexperimenten. Dit suggereert dat het toeschrijven van complex menselijk gedrag aan inherente sekseverschillen in de hersenen op zijn best voorbarig is.

Hormonale invloeden worden vaak genoemd als een belangrijke onderscheidende factor, maar de waarheid is dat hormonen een belangrijke rol spelen in zowel mannelijke als vrouwelijke hersenontwikkeling. Testosteron heeft bijvoorbeeld krachtige effecten op de hersenstructuur en -functie bij mannen, net zoals oestrogeen en andere hormonen dat doen bij vrouwen.

De verstrengeling van seks en geslacht

Het meest kritische punt is echter dat elke discussie over sekseverschillen in de hersenen het onlosmakelijke verband tussen biologische sekse en maatschappelijke gender moet erkennen. We brengen diepgewortelde culturele aannames ter tafel en bepalen hoe we hersengegevens interpreteren. De vragen die we stellen en de conclusies die we trekken, worden gekleurd door vooroordelen over genderrollen.

Denk eens aan doctoraten in de neurowetenschappen: tot het begin van de jaren 2000 ontvingen mannen de meerderheid van de doctoraten in dit vakgebied (ongeveer 60/40). Maar rond 2005 keerde de trend en nu ontvangen vrouwen meer doctoraten in de neurowetenschappen. Deze verschuiving was niet te wijten aan plotselinge veranderingen in de hersenstructuur. In plaats daarvan weerspiegelde het bredere maatschappelijke en culturele veranderingen die grotere kansen voor vrouwen in STEM creëerden.

De belangrijkste conclusie is simpel: wanneer we worden geconfronteerd met zelfverzekerde beweringen die gedrag koppelen aan sekseverschillen in de hersenen, onthoud dan dat ons begrip onvolledig blijft. We zijn nog lang niet in de buurt van een punt waarop dergelijke conclusies met zekerheid kunnen worden getrokken.

De wetenschap is duidelijk: wat we denken te weten over hersenverschillen is vaak verweven met aannames en misverstanden. Een meer genuanceerde, voorzichtige aanpak is essentieel.